U ontdekt op het einde van de werkdag dat u goederen mist. Een collega vertelt u dat hij uw werknemer met een doos onder zijn arm naar zijn auto zag lopen. De doos was groot genoeg om daarin de goederen te verbergen die u mist. U vraagt uw werknemer mee te gaan naar zijn auto en vraagt zijn auto en de doos te openen. U ziet dan uw eigendommen liggen.
Diefstal binnen uw onderneming is verboden, dat heeft u herhaaldelijk tegen het personeel gezegd en staat in het handboek dat iedereen heeft gekregen en op kantoor ter inzage ligt. Op het intranet is het digitaal beschikbaar. Wat doet u met de ontdekking?
Binnen de onderneming is diefstal onacceptabel, dat weet iedereen. U besluit de werknemer op staande voet te ontslaan. En dan?
Naar de rechter
Uw werknemer krijgt geen uitkering. Hij heeft niets te verliezen en vraagt aan de kantonrechter om het ontslag op staande voet te vernietigen. De kantonrechter geeft u de opdracht om de diefstal te bewijzen. Dat lukt u niet en de rechter stelt uw werknemer in het gelijk. Het ontslag op staande voet is van tafel, de arbeidsovereenkomst loopt door en het loon moet worden doorbetaald. Met dit standpunt bent u het niet eens en u gaat naar het Gerechtshof.
De rechters bij het Gerechtshof hebben een ander oordeel dan de kantonrechter. De rechters vinden wel dat duidelijk is dat uw werknemer gestolen heeft en menen dat de beslissing van de kantonrechter niet juist is. Welke beslissing kunnen de rechters nemen?
Nog een stap hoger
De rechters bij het Gerechtshof kunnen de arbeidsovereenkomst niet met terugwerkende kracht beƫindigen. Dat einde kan alleen in de toekomst liggen. Dit betekent dat een beslissing genomen moet worden over de periode vanaf het ontslag op staande voet tot aan de datum in de toekomst. Heeft uw werknemer recht op loon over deze periode?
In een concrete zaak oordeelde het Gerechtshof dat de werknemer geen recht had op loon, want de werknemer had geen werkzaamheden verricht en dat was het gevolg van zijn eigen handelwijze. Het zal u niet verbazen dat de werknemer het niet eens was met deze beslissing en nog een stapje hoger is gegaan, naar de Hoge Raad. Ons hoogste rechtscollege in Nederland.
Bij de Hoge Raad wordt een zaak voorbereid door een Advocaat-Generaal. Op 25 mei 2018 heeft de Advocaat-Generaal in deze zaak geoordeeld dat de werknemer wel recht kan hebben op loon vanaf de datum van het ontslag op staande voet tot de einddatum van de arbeidsovereenkomst, die door het Gerechtshof is vastgesteld. Voorwaarde is dat de werknemer bereid moet zijn geweest om te werken en dit ook kenbaar gemaakt heeft aan de werkgever. Dat het ontslag op staande voet aan de werknemer te verwijten is, is volgens de Advocaat-Generaal niet relevant. Het Gerechtshof had de loonvordering wel mogen matigen.
In de juridische literatuur is het oordeel van de Advocaat-Generaal als onrechtvaardig bestempeld. Het wachten is nu op de beslissing van de Hoge Raad. Wordt vervolgd!
Voor meer informatie over dit artikel kunt u contact opnemen met mr Astrid Riemslag