In tijden waarin het nieuws wordt overspoeld met situaties dat bedrijven, zzp’ers, uitzendkrachten hun financiële verplichtingen niet meer kunnen voldoen, wil je geen extra financiële risico’s lopen. Extra belangrijk dus dat uw boekhouding op orde is, zo blijkt maar weer uit een recent arrest van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch. De persoon in kwestie dient door een gebrek aan bewijs zijn tandartsrekening van € 4.372,61 (!) mogelijk twee keer betalen. Hoe zit dat precies?
Bewijslast van de betaling ligt bij de patiënt
In deze procedure bestond geen geschil over dat verschillende tandheelkundige behandelingen hadden plaatsgevonden. Ook was er geen verschil van mening over of deze rekening betaald moest worden. Het geschil was juist dat de patiënt stelt dat hij de behandelingen direct na de behandeling contant heeft voldaan. Door de tandartsenpraktijk, althans de koper van haar vordering, wordt dit weersproken. De factuur zou nog niet door de patiënt zijn betaald.
Door dit dispuut dient de patiënt te bewijzen dat hij de factuur wel heeft betaald. De bewijslast ligt bij hem. Hij voert namelijk een bevrijdend verweer. Dat is een verweer waarbij iemand de gevorderde verplichting (in dit geval de betalingsverplichting) niet ontkent, maar stelt daaraan te hebben voldaan. Zo’n verweer wordt daarom ook wel een ‘ja-maar’ verweer genoemd.
Patiënt slaagt niet in het leveren van bewijs
De patiënt kreeg dus de opdracht om te bewijzen dat hij de factuur contant heeft betaald. Dat bleek voor deze patiënt tot nu toe een te zware dobber, ondanks dat hij beschikte over een factuur met daarop vermeld dat hij de factuur had betaald en daarop een stempel van de tandartsenpraktijk.
De patiënt was van mening dat die factuur met daarop de stempel van de tandartsenpraktijk dwingend bewijs oplevert tegen de tandartsenpraktijk, omdat sprake is van een onderhandse akte. Een onderhandse akte is een ondertekend geschrift dat bedoeld is om als bewijs te dienen. Zo’n geschrift heeft een hele sterke (dwingende) bewijskracht. De inhoud van zo’n geschrift wordt namelijk voor waar aangenomen, tenzij door de tandartsenpraktijk tegenbewijs wordt geleverd.
Indien de factuur daarom als onderhandse akte zou worden gezien, dan zou de bewijslast van het niet betalen weer bij de tandartsenpraktijk komen te liggen. Het bewijzen van het feit dat een contante betaling niet is verricht, is nog zwaarder, dan het bewijzen van een contante betaling. De tandartsenpraktijk zou hier waarschijnlijk niet in slagen, zodat de patiënt niet tot (nog) een betaling kan worden gedwongen.
Het Hof vond helaas voor de patiënt dat de factuur niet kon worden gezien als zo’n onderhandse akte. Een stempel op de factuur is volgens het hof namelijk niet hetzelfde als een handtekening. En zonder handtekening is geen sprake van een onderhandse akte. Het bewijs is daarmee dus nog niet geleverd.
Ook vond het Hof de inhoud van de factuur niet voldoende om de contante betaling aannemelijk te achten. De tandartsenpraktijk had namelijk aangegeven dat zij de betaling onder druk van de patiënt op de factuur had opgenomen in verband met fiscale redenen. De vermelding van de betaling verloor daarmee iedere waarde.
De patiënt was daarom (vooralsnog) niet geslaagd in het bewijs dat hij de factuur heeft betaald. Het Hof heeft hem nog in de gelegenheid gesteld om dat bewijs alsnog op andere manieren te leveren. Of hij daarin zal slagen, is een vraag voor de toekomst. De tijd zal het leren. Vooralsnog lijkt het erop dat de patiënt de factuur toch nog eens zal moeten voldoen.
Tip: betaal nooit contant!
Uit dit voorbeeld valt de lering te trekken dat je nooit je facturen contact moet betalen. Althans, doe dat niet indien je geen bewijs meekrijgt dat u daadwerkelijk hebt betaald. Een bewijs waarop duidelijk staat dat er is betaald en dat ook is ondertekend (niet enkel met een stempel!).
Loopt u ook aan tegen bewijsperikelen in een kwestie. Aarzel dan niet om hierover contact met ons op te nemen. Wij kunnen u dan adviseren over hoe sterk u staat. Recht hebben is één, recht krijgen is wat anders.