Stel, u wordt werkloos en u wilt aanspraak maken op een WW-uitkering. U moet dan voldoen aan een aantal voorwaarden:
- U moet verzekerd zijn voor werkloosheid (dat is meestal het geval als u in loondienst was bij een werkgever);
- U verliest ten minste 5 arbeidsuren per week;
- Het is niet uw schuld dat u arbeidsuren verliest (het initiatief moet van de werkgever zijn gekomen);
- U heeft in de laatste 36 weken ten minste 26 weken gewerkt;
- U bent beschikbaar voor de arbeidsmarkt
Als u aan alle voorwaarden voldoet, dan heeft u in beginsel recht op een WW-uitkering vanaf de week waarin u geen of minder werk heeft. Dat kán anders worden als u een ‘ontslagvergoeding’ krijgt.
In het Nederlandse ontslagrecht kennen we twee soorten ‘ontslagvergoedingen’: de transitievergoeding en de billijke vergoeding. In principe heeft iedere werknemer bij een dienstverband met een duur van tenminste twee jaar recht op een transitievergoeding als dat dienstverband eindigt op initiatief van de werkgever. De transitievergoeding is bedoeld om de transitie van de werknemer naar ander werk te vergemakkelijken. Hiermee kan de werknemer bijvoorbeeld zijn reiskosten naar sollicitatiegesprekken bekostigen of bijvoorbeeld een (korte) cursus.
De billijke vergoeding krijgt niet zo maar iedereen. Deze vergoeding kan door de rechter worden toegekend aan een werknemer als de werkgever de arbeidsovereenkomst in strijd met de wet heeft beëindigd. Bijvoorbeeld als een werkgever een werknemer onterecht heeft ontslagen op staande voet. De rechter kan in zo’n geval het ontslag terugdraaien waardoor de arbeidsovereenkomst herleeft. Maar vaak zijn de arbeidsverhoudingen door een(onterecht) ontslag op staande voet verstoord geraakt en wil de werknemer helemaal niet meer terug naar zijn oude werkgever. Dan wordt de arbeidsovereenkomst niet hersteld en kan de werknemer in plaats daarvan een(vervangende) billijke vergoeding krijgen.
Voor de hoogte van de billijke vergoeding wordt vaak aansluiting gezocht bij het loon wat de werknemer nog zou hebben ontvangen als de werkgever de arbeidsovereenkomst niet onterecht had beëindigd. Bijvoorbeeld:de werknemer had een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd tot 1 januari 2018. Op 10 december 2017 geeft de werkgever de werknemer ontslag op staande voet. De rechter oordeelt dat dat ontslag op staande voet onterecht was. De werknemer wil niet meer werken bij deze werkgever. De rechter kent de werknemer een billijke vergoeding toe. Voor de hoogte kijkt de rechter (onder meer) naar het loon over de resterende duur van de arbeidsovereenkomst als de werkgever geen ontslag op staande voet had verleend. De werknemer had in dat geval recht op loon gehad tot 1 januari 2018. De billijke vergoeding is daar aan gelijk.
Als een billijke vergoeding uitdrukkelijk in de plaats van herstel van de arbeidsovereenkomst komt en dus in de plaats van het recht op loon, dan houdt het UWV daar rekening mee als u een WW-uitkering aanvraagt.Terugkomend op het voorbeeld van zojuist is de arbeidsovereenkomst geëindigd op10 december 2017. Maar er wordt een billijke vergoeding toegekend gelijk aan het loon over de periode tot aan 1 januari 2018. Het UWV zal in dat geval niet met ingang van 10 december 2017, maar pas met ingang van 1 januari 2018 een WW-uitkering toekennen.
Heeft u vragen over uw WW-rechten of vergoedingen? Neemt u dan vrijblijvend contact met ons op!