Je wordt ontslagen of je ontslaat een van je werknemers. In beide gevallen een rotsituatie. Een werknemers mag dan ook niet zomaar worden ontslagen en veelal wordt het ontslag voor de rechter aangevochten. De lat ligt echter hoog want niet snel is een ontslag terecht. Voor de zekerheid vordert de werkgever dan vaak – voor het geval de rechter het ontslag niet goedkeurt – dat de arbeidsovereenkomst door de rechter alsnog wordt beëindigd door de overeenkomst zelf te ontbinden. Dit heet een voorwaardelijke ontbinding. De lat daarvoor ligt lager maar daar staat dan veelal wel een vergoeding voor de werknemer tegenover. Terecht, hij is immers niet met goede redenen ontslagen. Aan de Hoge Raad is onlangs gevraagd of het wel is toegestaan om voorwaardelijk te ontbinden.
Hoge Raad: voorwaardelijke ontbinding arbeidsovereenkomst nog steeds mogelijk
In een zaak waarmee ik bezig ben, had de rechter in Enschede in mei 2016 vragen aan de Hoge Raad gesteld. Vandaag zijn de antwoorden gekomen. Het persbericht van de Hoge Raad luidt:
Een werkgever die een werknemer op staande voet heeft ontslagen kan aan de kantonrechter verzoeken de arbeidsovereenkomst voor de zekerheid ook voorwaardelijk te ontbinden. Dit kan echter alleen als de betreffende kantonrechter zelf oordeelt dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is geweest. Dit heeft de Hoge Raad vandaag geoordeeld in een zogenoemde prejudiciële procedure, waarin een kantonrechter hem om uitleg heeft gevraagd over deze belangrijke arbeidsrechtelijke kwestie.
Na de invoering van de Wet werk en zekerheid op 1 juli 2015 was niet langer duidelijk of een voorwaardelijke ontbinding van een arbeidsovereenkomst nog mogelijk was. Bij de invoering van deze wet heeft de wetgever zich hier niet over uitgesproken.
Een voorwaardelijke ontbinding van een arbeidsovereenkomst beschermt de werkgever tegen de mogelijkheid dat, eventueel na jaren procederen, zou komen vast te staan dat het ontslag niet rechtsgeldig is geweest. Volgens de Hoge Raad kan de kantonrechter niet de arbeidsovereenkomst ontbinden met het oog op een eventueel hoger beroep waarin het gerechtshof, anders dan de kantonrechter, het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig zou achten.
De Hoge Raad heeft verder onder meer beslist dat de procedures over de geldigheid van het ontslag en de ontbindingsprocedure zoveel mogelijk gelijktijdig en in onderlinge samenhang moeten worden behandeld. En dat verder in de ontbindingsprocedure in beginsel de wettelijke bewijsregels van toepassing zijn.
Door: Astrid Riemslag
Tel: 06 10 15 84 15